Allegorie over het ontstaan en doorbreken van wat wij met een mooi woord ‘crisis’ zijn gaan noemen.
Lang geleden besloot een groep mensen zich te vestigen rondom een jonge eik in het bos.
Deze beslissing werd zoals gebruikelijk democratisch genomen. Men vond dat de groep mensen voorbestemd was om goed voor de eik te zorgen. Als het goed gaat met de eik, gaat het goed met ons, was de opvatting. Je moet weten dat deze mensen al hun hele leven door de woestijn hadden gezworven. Dus toen ze voor het eerst een bos zagen met bomen in hun lentepracht, waren ze ongelooflijk blij. Een nieuwe tijd breekt aan, zeiden ze lachend tegen elkaar. Ze bouwden hun hutten, bewerkten het land en gingen op jacht. Elke dag hielden ze de boom in de gaten en zagen tot hun vreugde dat er meer blaadjes aan de boom kwamen en dat vogels er hun nest bouwden. Ze besloten daarom grotere hutten te bouwen, meer te jagen en meer land te bewerken. Want ‘Het gaat goed met de eik, dus mag het ook goed gaan met ons’, zeiden ze tegen elkaar. De opbrengst werd eerlijk verdeeld onder de bewoners.
Het werd zomer. De eik groeide zo goed dat de groep mensen besloot om elkaar nogmaals te belonen voor het besluit om juist hier het dorp te bouwen. De mensen bouwden nog grotere huizen, gaven elkaar voortdurend vriendschappelijke schouderklopjes en zij die met voorstel waren gekomen om zich rond de eik te vestigen werden extra beloond met een bonus: een nog grotere hut en een deel van de jachtbuit en de landbouw opbrengst die toch al meer was dan het dorp samen op kon eten.
Op een dag merkte één van de mensen op dat het steeds lastiger werd om nog wild te vinden in het gebied om op te jagen. Ook zij die het land bewerkten merkten dat de zaadjes niet zo snel boven de grond kwamen als zij wel wilden. Toen men om zich heen keek, bleken ook steeds meer vogels zich klaar te maken om het bos te verlaten. Wat was er aan de hand? Wat ging er mis? Men keek naar de eik en zag dat die niet meer zo voorspoedig groeide als enkele maanden geleden.
De eik, dachten de mensen, die zijn we helemaal vergeten. We moeten de eik motiveren riep de één. Nee, we moeten hem goed managen, sprak de ander. We moeten de eik in ieder geval steunen, riep een derde. En daar was iedereen het mee eens. Daarop gaf men de eik elke dag een haas of een konijn te eten. Toen dat na een week nog geen effect had, probeerde men het met appels, peren en andere steunmaatregelen zoals motiverende presentaties over groei. Maar niets hielp. De eik groeide niet meer. Sterker nog, oplettende burgers zagen de groene blaadjes langzaam verkleuren. De sfeer in het dorpje werd grimmiger toen de bladeren begonnen te vallen. Sommigen stopten met het bouwen van nog grotere hutten zoals ze tot nu toe trouw elke week gedaan hadden, want je weet maar nooit. Anderen gingen door. Het weer werd onaangenamer en de mensen nukkiger. Zij die waren gestopt met bouwen en jagen verweten de anderen die waren doorgegaan dat dit gedrag nu juist de reden van het verval was. En de mensen die door waren gegaan met bouwen en jagen verweten dat de anderen.
Maar er was nog iets merkwaardigs. De meeste mensen werden steeds ontevredener en ongelukkiger over hun eigen prestaties. ‘Ik ben eigenlijk helemaal geen goede jager’ of ‘wat weet ik nou eigenlijk van hoe je het land moet bewerken?’. Steeds vaker kon men de mensen schichtig en met opgetrokken schouders door het dorpje zien lopen. ‘Wie ik ben en wat ik doe stelt dus eigenlijk niet veel voor’. Men hoefde maar naar de eik te kijken of het bewijs voor deze gedachte was voor iedereen zichtbaar.
Het is crisis! Het hoge woord was er uit. De eik leek niet meer te redden. Alle bladeren waren uitgevallen, de vogels en andere dieren waren verdwenen. Men zag slechts een kale stam met takken, omgeven door inmiddels een berg van rottend fruit en stinkende kadavers. Het was koud, het sneeuwde af en toe en het riviertje was inmiddels bevroren. ‘We moeten hier zo snel mogelijk uit, ik heb het altijd al gezegd’ riep iemand in paniek. ‘Nee. We moeten nu blijven en iedereen vragen om juist meer te geven. Het was duidelijk nog niet genoeg’, zei een ander. ‘Laten we even een maandje of drie niets doen, dan kijken we wel verder’, opperde een derde. ‘Ik weet iets beters’ riep één van de kinderen die de hele discussie hadden gevolgd.
Met dank aan Kansen Maker Goos Geursen, voor zijn vraag die mij tot dit verhaaltje inspireerde.